Vergezichten, stadsblik en kijk in een oog.
- spelbepaler
- 27 mei
- 10 minuten om te lezen
19 – 25 mei 2025, San Marino, Urbino, Frontone, Scerne, Tremoli

De republiek San Marino ligt op n uurtje rijden. Dit land hebben we nog nooit bezocht. Voordat we de oude stad bezoeken, gaan we shoppen voor 'n nieuwe polo voor Wil René. In de tweede winkel slagen we maar hij wil daarna toch alle winkels bekijken maar de herenkleding is éénkleurig saai.
Toen we San Marino inreden waren we wat teleurgesteld, want we zagen veel huizen maar begrepen niet waarom het een eigen staatje is, totdat we verder naar boven rijden en de rotswanden zien opdoemen met op de rand de (gerestaureerde) verdedigingsmuren. Parkeren in het ministaatje van 61 km2 is met zoveel hoogteverschillen, is een uitdaging. De meeste van de 30.000 inwoners hebben dan ook kleine boodschappenwagentjes. Voor campers hebben ze een paar plekken gemaakt. We kiezen er een die vlak bij de kabelbaan ligt. We wandelen, nou ik sjok, naar daarheen. Het is maar 10 minuten maar redelijk stijl. Touwen langs het pad helpen me wel.

De gondel gaat ieder kwartier. Als wij aankomen, mogen we 14:50 minuten wachten. In 2 minuten zijn we boven. Dat scheelt me zeker 45 min sjokken. Het uitzicht is fantastisch. We kijken zo naar Rimini en de Adriatische zee die 30 km verderop liggen. Het heuvellandschap aan de andere kant is zeker zo mooi. Dat uitzicht is de reden waarom je deze republiek bezoekt. Verder zie ik vooral horeca en toeristenwinkeltjes in de nauwe straatjes. Winkeltjes met parfums, tassen, snuisterijen en …. wapens?!?. Aanvankelijk ben ik verrast. Ik zie in de etalage alle soorten pistolen en geweren. Totdat ik dichterbij kom, en zie dat ze plastic zijn. Desondanks blijf ik het onbegrijpelijk dat mensen het als souvenirs zien.
Ik lees dat ze ook een wisseling van de wacht hebben, alleen in juli en augustus. Net als in de rest van de republiek, is toerisme een belangrijke bron van inkomsten. Toch zie ik op het vrijheidsplein twee “wachters” met van die mooie pluimen op hun helm bij de ingang van het paleis staan. Toeval blijkt, een paar zwarte auto’s met CD op hun kenteken duidt op hoogwaardig bezoek van ambassadeurs. Belangrijk genoeg voor de speciale wacht – en die willen best wel voor mij poseren. Dank je wel - Grazie.
Uiteraard stuurt Wil René zijn drone de lucht in. Als we in een bar de beelden bekijken, is de eigenaar ook wel benieuwd. Want dat hij in een bijzondere plek woont, weet hij wel, maar je stad vanboven zien, is toch wel anders. Na een paar uur zijn we echt wel uitgekeken en gaan met de gondel terug. Uiteraard na 14:15 minuten wachten. Op de parkeerplaats zouden we mogen overnachten, maar de strook zand tussen bomen en struiken voelt niet zo prettig. Ik heb gelezen dat een oude camping aan de andere kant van de stad wel een prima plek is. Ook gratis. Nou dat valt tegen. Twee troosteloze wegen waar je je camper zou kunnen parkeren onder hoge dennen. Misschien dat mensen het mooier vinden als het gratis is….
We besluiten nog een uur te rijden in de richting van Assisi. De route is prachtig slingerend door het landschap. Het asfalt is van duidelijk mindere kwaliteit en gelukkig rijden er aan het eind van de middag weinig auto’s want het is ook niet zo breed. Ik zie op internet dat er bij Urbino twee

parkeerplekken zijn waar ook campers mogen staan. De eerste die we tegenkomen is gratis, maar blijkt afgeladen vol te zijn met personenwagens. Het is er sowieso druk en bedrijvig. Wil René vraagt zich af wat er in het stadje te doen is. We rijden om de stad heen naar de tweede parkeerplaats waar we voor 18 euro mogen staan. Mijn mond valt open. Wat een prachtig uitzicht. Achter ons torent een palazzo hoog achter imposante stadsmuren, en voor ons het licht glooiende groene landschap. Die stad gaan we morgen bezoeken, en inmiddels is duidelijk dat de schoonheid van de stad het vele volk en verkeer verklaart.

Urbino blijkt een belangrijke renaissance stad te zijn. Rafaël is er geboren, wat de stad natuurlijk uitnut. Terwijl hij zijn schilderopleiding in Perugia kreeg en zijn bekendste werk in Florence en Rome maakte. Dat maakt de stad niet minder mooi. Hertog Frederico da Montefeltro ontwikkelde

deze stad door “moderne” kunstenaars uit te nodigen om er “prinsenstad” van te maken. We spreken 15e eeuw. Die kunstenaars bouwden ook zijn palazzo dat nu museum is. De vele zalen zijn volgehangen met schilderijen uit de 14 – 16e eeuw. Dus veel religieuze kunst. Tussen die honderden doeken zitten enkele interessante doeken voor ons als amateurschilders. Atelierstukken waarmee een meester zijn leerlingen toonde hoe een doek werd opgezet en wat hen te doen stond[i]. En tussen al die schilderijen zitten er waarachtig twee van Rafaël[ii].

We kunnen de toren beklimmen en het uitzicht is mooi (zie video) maar de trap zelf is een plaatje.

De stad zelf ademt nog altijd die middeleeuwse sfeer uit en nodigt uit tot dwalen door steegjes, die soms scherp stijgen. Gelukkig zit er dan een armleuning tegen de gevel of zijn er de straatstenen oneffen zodat je grip houdt. De beloning is een prachtig uitzicht op de stad en het paleis.

Vol indrukken besluiten we niet nog een nacht op de parkeerplaats te blijven maar een uurtje te rijden naar een camping tussen de bergen in een groene oase. De campingeigenaresse verzucht dat ze nog nooit zo’n rustige start van het seizoen heeft gehad.

Ze denkt dat het aan het slechte weer ligt. Vandaag is het, met 20 graden en af en toe een zonnetje, aangenaam. Ook in de stad. En zoals bijna iedere avond regent het. Ik vind het lekker zo tussen de groene heuvels, op een grasveld met madeliefjes met een kabbelend riviertje op de achtergrond. Ik wil hier wel een paar dagen kamperen. Ik heb niet gerekend met Wil René die een oogarts heeft gevonden, die morgen om 4 uur wel even tijd heeft om zijn klachten te onderzoeken. De klacht is een vlek in het linkeroog. Ik vermoed mouches volantes[iii] waar ik sinds twee jaar ook last van heb. Van die zwervende vlekjes of sliertjes in je oog. Maar zekerheidshalve laat hij ook kijken of het netvlies niet aan het loslaten is. Die oogarts zit aan de kust, 40 km verderop, 1 uur rijden.
De ochtend is het stralend weer. Van de campingeigenaresse mogen we later vertrekken dan het gangbare: vóór 12 uur. Dus kunnen we nog schilderen. De oogarts houdt spreekuur samen met een dozijn andere specialisten in een gebouw. Dus in de wachtkamer zitten mensen die komen voor een Chinese geneeskundige, internist, diëtist etc. Iedere dag zit de oogarts in een andere plaats in deze regio. Nu dus in Fano. De oogarts constateert inderdaad floaters, zoals ze in het

Engels heten. Het netvlies is nog oké. Hij schrijft een poeder voor, die Wil René dagelijks moet opdrinken (placebo?). We kunnen afrekenen bij de balie. Dat is niet omdat we buitenlanders zijn maar we zien iedere patiënt na zijn consult de portemonnee trekken. De assistente spreekt geen woord buitenlands en wij geen Italiaans. Een man helpt ons vertalen. “Wat is zijn servicenummer dan kan ze een factuur maken.” Het enige servicenummer dat Wil René heeft is zijn burgerservicenummer. Dus toont hij zijn rijbewijs en wijst het nummer aan. No, No…. Daar heeft ze niets aan. “Betaalt u cash of met kaart de 100 euro? Cash is prima.” Als we vragen om een factuur zegt ze dat ze dan 120 euro moet rekenen, want dan moet ze een factuur maken?!?. Verbouwereerd verlaten we de wachtkamer.
Het is inmiddels vijf uur dus zoeken we een camperplek in de buurt. Op het eerste terrein dat we oprijden, staan grote plassen. We bedanken de beheerder voor het aanbod maar rijden naar de volgende. Daar is de toegang afgesloten. De beheerder rebbelt in het Italiaans en uit de gebaren begrijp ik dat we er niet op mogen, want onze camper zakt in de grond. Het heeft hier blijkbaar flink gehoosd gisteren. We kunnen ook terug naar de camping, een uurtje rijden… Ik ben voor!
De volgende dag is het stralend. We moeten de luifel uitdraaien om in de schaduw te kunnen schilderen. De camper zelf is het windscherm, want de koude wind is stevig. In de loop van de dag neemt die toe. Zo sterk dat hij de luifel, die met stormbanden vaststaat, weet op te tillen. Dat maakt ook, dat de temperatuur niet boven de 18 uitkomt. In de avond begint het zoals gewoonlijk te regenen. Tot onze verrassing regent het ’s morgens ook, en de vooruitzichten zijn max 16 graden en een regenachtige dag. Dus jammer, maar geen weer om te fietsen, noch te schilderen. Tijd om verder te rijden, jammer van de prettige camping.
Ik heb een openluchtmuseum gevonden waar kunstwerken in de pier zijn verwerkt[iv]. Rum drie uur rijden. Hemelsbreed niet zo ver maar ja slingeren tussen bergen en heuvels met slecht wegdek, maakt dat we langzaam zijn. Als we de zee bereiken, regent het nog steeds. De camperplek die op fietsafstand van het museum zit, is gesloten tot 4 uur. En wij staan natuurlijk om 3 uur voor de poort. De camperplek heeft geen voorzieningen (alleen elektra tegen betaling), enkel een slagboom, asfalt en een spoorlijn waar goederentreinen voorbijrazen…. voor 20 euro. Het blijft regenen de rest van de middag en waarschijnlijk ook in de avond. We zetten koffie terwijl we overleggen. Ik had namelijk nog een plan, namelijk dat we morgen een half uur het binnenland inrijden waar dit weekend een keramiek tentoonstellingsmarkt is[v]. Dat leek me een interessante stop en daarna zien we wel. De plannen vallen dus in het water. Misschien een volgende keer.
We rijden door naar het Zuiden en hopelijk de zon. Tja, om 4 uur komen we in de Italiaanse middagspits. Dan gaan veel mensen naar hun werk. En ja het regent nog steeds, dus vorderen we langzaam. Rond 5 uur zijn we het wel zat. De routeplanner geeft ook camperplaatsen aan op de kaart. En ik zie er drie, vlak bij elkaar aan de kust, achter de spoorlijn. Als er zich een zijstraat aandient, slaat Wil René af. Na een paar meter zegt de routeplanner: "U rijdt tegen het verkeer in.". Geen bord gezien en de weg is te smal om te keren. Nu duimen dat de tunnel onder het spoor hoog genoeg is. Drie meter, dat moet lukken, maar de helling van 15% maakt het spannend, want als de voorkant onder de tunnel is, staat de achtkant nog wat hoger op de helling. Heel voorzichtig kruipen we onder het spoor door. Op het moment dat we de helling naar boven willen nemen, draait een auto de hoek

om. Die zich rot schrikt en terug uitrijdt om ons de ruimte te geven. Eenmaal boven, zien we, dat we ook hier, alleen maar rechtsaf mogen. Gelukkig zit er een camping op de hoek, die genoeg plek heeft, die groen gras heeft, warme douche en schone wc, uitzicht op zee en een bar/restaurantje. En dat voor 23 euro. Prima. We zetten de camper neer en gaan eerst wat drinken in de bar. Want de fles wijn die ik onderweg in de supermarkt kocht, heeft Wil René laten vallen – gelukkig buiten. Na een Aperolspritz (ook al regent het nog steeds) gaan we niet meer koken. Pizza en gebakken inktvis wordt het hoofdgerecht. De tortilla’s maken we morgen wel. In de zon, hoop ik. Die avond is het niet droog geworden.
De volgende ochtend wekt de zon ons. We ontbijten buiten, ondanks een frisse, straffe wind. Mooi fietsweer. We gaan de binnenlanden in. Dat betekent naar boven trappen. Met een omtrekkende route fietsen we naar het eerste dorp op de heuvelrug. Tot onze verbazing zien we bergen met sneeuw in de achtergrond. Geen idee dat de Apennijnen zo hoog zijn en zo dichtbij zijn.

De punten die we zien, blijken ruim 2900 meter hoog en liggen zo’n 50 km verderop. Voor het volgende dorp moeten we een stevige helling op, waar het beton van de weg in brokken uiteen is gevallen. Dat betekent kleinste versnelling, zwaarste ondersteuning en zigzaggend naar boven. Hijgend staan we boven en zien een mooi uitzicht op de kust en het heuvellandschap. We vinden een bankje en eten als echte Hollanders onze boterhammen op. De terugweg naar de kust is bijna vliegen. Een helling van gemiddeld 11%. De haarspeldbochten zorgen dat we meer remmen dan vliegen. Bij een strandtent puf ik uit met een kop macchiato (espresso met n beetje melk). De eerste echte fietstocht van deze reis zit erop: 33 km is voor nu een prima afstand.
De camping heet Garden Beach, waar ze hun best doen om een mooie groene camping te maken. De bloemen krijgen dagelijks water, de heg wordt met de hand geknipt, het gras gemaaid met een elektrische grasmaaier (niks geen lompe tractor). Het is een manier voor de camping om zich te onderscheiden van de vele andere Beach-campings. Toch is het onvoldoende om ons langer te laten blijven.
We reizen weer verder langs de kust. Het is zondag zodat we wat soepeler door de dorpjes kunnen rijden. Aangezien we niet over de tolweg willen rijden, is dat het alternatief. Wat ook betekent het wegdek in de gaten houden, want sommige gaten wil je echt niet raken. Zelfs vrachtwagens manoeuvreren om ze te vermijden. Na Pescara wordt de weg wel beter, maar ook saaier. Wat het lastig maakt, is dat langs de kustweg 50 km per uur wordt aangeven, maar we worden aldoor op hoge snelheid ingehaald. We laten de borden voor wat ze zijn en rijden meer met het verkeer mee, zeker waar er nauwelijks huizen staan. Dus met een gangetje van 65 – 70 km rijden we van dorp naar dorp, waar we ons wel aan de snelheid houden. Uiteraard gaat dat een keer mis, denken we. Wil René ziet ineens een politiewagen aan de overkant van de weg staan met een kastje in de auto – snelheidscontrole denkt hij. We rijden op dat moment 58 km/u. Chips. Misschien ligt er over een tijdje een bekeuring in onze brievenbus. Die we dan binnen 5 dagen moeten betalen, dan geldt het laagste tarief[vi]. Ondertussen duimen we dat het kastje niet aan stond.

Om half vijf rijden we de haven van Tremoli op. Er is hier een bewaakte camperplek. Links zien we de boten liggen en voor ons doemt er een enorm podium op. Over 5 dagen is er een groot optreden en ze zijn aan het opbouwen, meldt de beheerder. Nou die avond blijft het rustig maar ‘s ochtends om half acht zullen we ons bed uit trillen.


Eerst gaan we de oude stad, die boven de haven uittorent, bekijken. Het is klein, met smalle straatjes die aan weerszijde uitkijken over zee, een pleintje met daaraan een kerk. We wandelen er binnen no time doorheen. Aan de andere kant zien we een vissershut die hoog boven het water staat. De golven beuken tegen de smalle palen. Ik verbaas me dat ze sterk genoeg zijn om de vissershut te dragen. Dan lokken trommels ons terug naar de haven. Vanaf de stadmuur zie ik op de kade verkleedde mensen. Ik herken een ridder met maliën, vendelzwaaiers, trompetters. Natuurlijk ben ik nieuwsgierig en loop naar de haven. Net als ik er ben, zet een kleine stoet zich in beweging. Het ziet er een beetje knullig uit. Het blijkt[vii] dat een lokale vereniging een Middeleeuwse historische processie houdt. Ze spelen de terugkeer van de ridders van de (4e) kruistocht die Constantinopel hebben veroverd in de 13e eeuw. De ridders brengen relikwieën van Sint Timotheüs met zich mee. Timotheüs is beschermheer van de stad.
De volgende bestemming van de reis is Vieste in de provincie Puglia. Op weg daarheen zien we vergelijkbare stadjes als Tremoli die op een rots zijn gebouwd die in zee uitsteekt.

voetnoten:
[i] Federico Barocci
[iv] Viva Sculpture - San Benedetto del Tronto, https://www.comunesbt.it/museodelmare/
[v] Ascoli Picena https://ceramicaascoli.it/


























Opmerkingen