Treurig landschap en schitterende kustplaatsjes
- spelbepaler
- 15 jun
- 8 minuten om te lezen
5 - 13 Juni 2025 Puglia – Torre Rinaldi, Lecce, Otranto, Gallipoli
We blijven een hele week op de supersaaie camping. Om de simpele reden dat de hitte (>30°C) me de lust van het reizen ontneemt. We besluiten om de tijd te nemen om te acclimatiseren. We zwemmen om af te koelen. Althans ik. Wil René trekt serieuze baantje om zijn smart watch tevreden te houden. We schilderen. Al glijdt de verf soms van he kwast af door de warmte. Wil René geeft in de afgelopen weken Ron en Sean geschilderd terwijl ik hem schilderde.

De saaie omgeving zorgt ook dat mijn nieuwsgierigheid getemperd wordt. Getemperd maar niet platgeslagen. Ik ontdek dat het een uur fietsen is naar Lecce. Een stad dat gehypet wordt als het Florence van het Zuiden. Als we nou vroeg vertrekken, zijn we de warmte voor. En terug springen we wel het zwembad in. Zo werkt dat dus in mijn hoofd. Wil René vindt het best. Stiekem is hij de saaiheid ook wel zat.
De route is vrijwel vlak en voert ons door een troosteloze omgeving. We zien kale, dode olijfbomen. Kilometers verwaarloosde boomgaarden. Met daartussen hier en daar een verlaten,


vervallen messaria, een boerderij/ buitenplaats. Zou het zo droog zijn geweest de afgelopen jaren, dat de bomen hier massaal zijn doodgegaan? Langzaam herinner ik me iets over olijfboomsterfte. Dat is meer dan 10 jaar geleden toen hier in Puglia plotseling olijfbomen hun bladeren en olijven lieten vallen.[i] Onderzoek wijst een bacterie aan die zich in de boom nestelt en de sapstromen blokkeert. Insecten verspreiden die bacterie heel snel. Een remedie is er niet, nog altijd niet. Wetenschap en overheid besloten, dat er in een strook rond het besmette gebied, alle olijfbomen gekapt moesten worden om de anderen te behouden. Olijfbomen van honderden jaren oud, boomgaarden waar families, hele generaties van en voor hebben geleefd. In een regio waar 40% van de Italiaanse olijfolie wordt geproduceerd. Complottheorieën ontstaan. Gevolg is dat er miljoenen bomen in heel Italië en daarbuiten zijn gestorven of besmet, én veel bedrijven failliet zijn gegaan in het toch al arme zuiden. De nog levende bomen geven veel minder olijven. En dat drama speelt zich nog steeds af. We zien dat sommige boeren maaien tussen de bomen (minder insecten?), velden met jonge boompjes van andere (resistente?) soorten olijfbomen. We zien enten op oude stammen. Het slechte nieuws is, dat er nog steeds geen resistente variëteit is gevonden en ook geen medicijn. [ii]


Lecce is een prettige stad om te flaneren, de gebouwen zorgen voor schaduw nu het nog zo vroeg is.
Rond het middaguur moeten we echt de stad uit. Dus focus ik me op één onderwerp: papier-maché. Ambachtslieden, kunstenaars in deze stad werken sinds eeuwen met dit materiaal. In de 17e eeuw ontdekken ze het als goedkoop alternatief voor het dure marmer. [iii] Met de kerk als belangrijkste
opdrachtgever, maken ze heiligenbeelden op ware grootte, beelden voor kerststallen, vitrines en vensterbanken. Kleine taferelen te koop vanaf 200 euro. Niet perse mijn smaak. Wel technisch knap. Er zijn verschillende ateliers, sommige niet groter dan 10 m2, waar ik naar binnen gluur. Ik heb nog geprobeerd een workshop te regelen, tevergeefs. Ik vond 90 euro pp voor 3 uur ook wel prijzig. Dus blijft het bij bewonderend toekijken.

Na een week ”acclimatiseren”, met 34 graden als ultieme uitdaging, ben ik het hangen zat. We
gaan onderweg naar de andere kant van de hak: Gallipoli. Ik kies niet de kortste route. Ik wil een mozaïekvloer zien in de kathedraal van Otranto. De kerk heeft er een prachtige digitale rondleiding[iv] van gemaakt, maar ik wil ‘m toch in het echt zien. Otranto heeft, net als veel dorpen in Puglia, Griekse en Byzantijnse wortels. De vloer is een soort stripverhaal van het oude testament. Het bijzondere vind ik de eenvoudige afbeeldingen uit de 11e eeuw, die ik niet ken in de westerse christelijke traditie.
De kathedraal is helaas ook beroemd vanwege martelaren uit de 14e eeuw, die de bekering naar de islam weigerden en dat met de dood moesten bekopen. Sinds een paar jaar zijn ze door de paus heilig verklaard. Hun botten zijn in vitrines in een kapel tentoongesteld, en trekken zo nog meer (Italiaanse) toeristen naar de kathedraal. Dat maakt het bekijken van de mozaïekvloer lastig. In de kelder van de kathedraal is een kapel met gewelven die rusten op pilaren. Ze doen ons denken aan de kathedraal van Cordoba– een miniversie dan.

Otranto is een prettige kustplaats. Stadsmuren die boven een heldere azuurblauwe zee uittorenen, waar een frisse, stevig wind staat die me de hete dag doen vergeten. Haventje, strand, gezellig wit dorp met kleine straatjes. Als we weer teruglopen naar de parkeerplaats is de hitte meteen weer terug. Tijd om naar de andere kant van de hak te rijden - met de airco aan én de dakverduistering gesloten. Prima te doen.
Bestemming is Gallipoli dat we de volgende ochtend verkennen. We zijn vroeger opgestaan om de vissers hun vangst aan wal te zien brengen en verkopen. Maar als we rond 7 uur langs de havens fietsen, zien we alleen mannen die hun netten boeten. Zijn we te laat of is de genoemde, dagelijkse vismarkt inmiddels oud nieuws? Geen idee. Het is wel aangenaam om door een toeristisch stadje te fietsen zonder toeristen. We zien mensen hun terrassen opbouwen, de

stratenvegers en de bouwvakkers aan de slag zijn. De enige hindernis zijn geparkeerde autootjes en scooters die een straatje blokkeren. Via google vind ik een koffietentje, dat om al half acht open is. Een hele kleine zaak met toog, vitrine en twee tafeltjes met twee stoelen. Het is er druk met een komen en gaan van mannen. De meesten met gespierde armen vol met tattoos. Ze drinken hun koffie staande, nemen een croissantje of andere lekkernij mee. Ik voel me een vreemde eend in de bijt.

Het is nog maar 8 uur als we terugfietsen naar de camping. Het waait stevig en de zon brandt nog niet zo hard, dus fietsen nog een eindje door langs de kust. Twee dorpen verderop fietsen we langs een terrasje in de

schaduw, dat uitkijkt op een kleine baai waar mensen in het water staan te kletsen. We zien deze dagen sowieso weinig zwemmers in zee, alleen praters en spelende kinderen. Het terras bevalt zo goed, dat we het tot 10 uur volhouden. Ik kies uit de vitrine een klein citroengebakje voor bij de koffie. Het ziet eruit als een ijsje op zijn kop. Verrassing - het is echt een ijsbolletje verpakt in citroenchocola.
Terug op de camping gloeit de hitte alweer. Het is een mooie groene camping en we staan onder een boom. Alleen blokkeren de bomen ook de wind – het kwik stijgt wederom

tot 34 graden. Het water in het kleine zwembad kent een hoog chloorgehalte, en raakt zijn kou kwijt aan de zon. Wel nog koud genoeg om af te koelen. Terwijl Wil René gaat schilderen, doe ik, net als de Italianen, een middagdutje - in de hoop dat de middag sneller voorbijgaat, én mijn buik tot rust komt die sinds gisteren aan het rommelen is. Nadeel van zo’n dutje is dat ik gaar en warm wakker wordt. Snel boodschappen doen bij de supermarkt om de hoek. Met ’n bijzonder straf bakje koffie in de airco-gekoelde koffiecorner, knap ik weer op. We doen lang over onze boodschappen, wetende dat na de schuifdeuren de warme wind wacht. Na zevenen wandelen we de camping af naar de zee om, zittend op de rotsen met een koel briesje, de zon in de zee te zien zakken. We zitten oostelijker dan Nederland, om half negen is het donker.
De volgende ochtend staan we weer vroeg op. Het is weekmarkt in Gallipoli, een grote

streekmarkt met naast groente, fruit, kaas, bonen en olijven ook schoenen, beddengoed, cd’s, elektronica, 1-euro prullaria, vintage-kleding waar je tussen kunt graaien. En ook jurken. Ik wil nog een dunne jurk kopen. Thuis draag ik zelden jurken en hier sinds twee weken iedere dag. Na verscheidene kramen en dito gepaste jurken, vind ik een eenvoudig olijfgroen exemplaar. De lengte komt vooral ’s avonds van pas met al die muggen. Een Italiaanse klant verzucht tegen de verkoper dat zo’n jurk heel goed kan als je lang bent. Zelf is ze zo’n 1 meter 50 en nog net niet kogelrond. Om 8 uur vluchten we alweer van de markt. De zon brandt op deze betonnen vlakte. We fietsen verder zuidelijk langs de kust naar een lange reep strand. Beetje Scheveningen voorbij de boulevard. Strandtenten met parasols en bedjes afgewisseld met stukken vrij strand. De rotskust is hier bedekt met geel zand, maar pas op! er liggen rotsen tussen

dat zand, waarschuwt een bordje. Het is nog vroeg maar bij een van de strandtenten mogen we al binnen. Loungemuziek, witte houten vloer, lekker briesje en uitzicht op zee – tussen de parasols doorkijkend. Schot in de roos, we blijven er zelfs hangen tot na 12 uur. Net als op alle stranden proberen verkopers sierraden, handdoeken, hoeden, zwembaden, kokosnoten of harenvlechten te verkopen. En jurken. Een man trekt een hele kar beladen met jurken door het losse zand. Helaas, maar ik heb genoeg jurken gepast voor vandaag.

Tegen de avond gaan we weer naar Gallipoli, een stadje dat op een schiereiland voor de kust is


gebouwd en met een brug verbonden is aan het vasteland. Hoge muren beschermen de voormalige Griekse stad tegen de zee en, in vroegere tijden, tegen de Byzantijnen, de Normandiërs en Spanjaarden. Waren vroeger visserij en handel de belangrijkste inkomstenbron, nu is het duidelijk toerisme. Als we een rondje fietsen langs de vestingmuren en de zee, is het druk met flanerende mensen. Vooral de westkant, waar straks de zon in de zee verdwijnt. Wil René filmt deze kant van de stad (zie video). Morgen doen we de oostkant wel - teveel tegenlicht. Idealiter film je zo'n stad rond het middaguur dan maakt de positie van de drone niet zoveel uit. Maar met deze temperaturen ga je dan niet vrijwillig een stad in. We wandelen een stukje door de smalle straatjes waar we gisteren doorheen fietsten. Met zoveel mensen is dat vanavond niet te doen.
Dus weer de wekker gezet. Als we op de kade tegenover het stadje staan, zien we vissers hun vangst op de kade uitstallen. De vismarkt! Mijn beeld was letterlijk een markt. Hier vaart af en toe een bootje naar de kade en zet een paar piepschuim bakken met nog spartelende vissen op de wal. Een kleine schare mannen bekijkt de vangst, kletst vooral en sommigen kopen een paar vissen. Totdat het volgende bootje aanlegt en de mannen zich nieuwsgierig verdringen om de nieuwe vissen te zien. Dit is dus de vismarkt. Het levert toch een paar mooie plaatjes op.
Na drie dagen Gallipoli verlaten we Puglia, de hak van de Italiaanse laars. We wagen ons weer in het verkeer. “Ik snap niet dat ze in Italië knipperlichten hebben geïnstalleerd in auto’s. Ze gebruiken ze nooit. Het zou het rijden een stuk prettiger, vloeiender maken”, ergert Wil René zich. Mijn irritatie zit in snelheidsborden. Rij je op de snelweg, staat er regelmatig een bord 50 met verboden in te halen voor vrachtwagens. Waarom is volslagen onduidelijk. Als ik dan snelheid minder, word ik voorbij gescheurd door vrachtwagens. Bij wegwerkzaamheden - althans misschien waren ze daar een paar jaar geleden mee bezig, gezien het onkruid op de afgesloten rijbaan - is het snelheid minderen naar 60, meestal 50 en soms 30km. Als ik me dan (soms) aan de snelheid houd verzamel ik een lange rij auto’s achter me. Ik word dan ook vaak hoofdschuddend ingehaald, ook bij doorgetrokken strepen. Zelfs door auto’s van wegwerkers. Misschien zien Italianen de roodgerande borden toch meer als een advies.
Geef mij dan maar deze groene auto.

[i] Artikel National Geographic 2018 Gevaarlijke ziekte velt Italiaanse Olijfbomen.
[ii] Videobrief Het einde van de olijfboom? uit 2019 van Stefano Cattini
[iii] Ontwikkeling van Papier-marché in Lecce
[iv] Digitale rondleiding Vloermozaïek kathedraal van Otranto




















Opmerkingen