- 18 jul.
- 11 minuten om te lezen
7 – 18 juli 2025, Sasselo, Lugano, Piano Porlezza, Pfunds, Bad Aibling
Nadat we voor de hitte in de bergen geschuild hebben, is de temperatuur zo gezakt, dat we op

een willekeurige Italiaanse camping kunnen gaan staan, zolang het niet bij een grote stad is. We kiezen echter geen gewone camping maar een naturistencamping. Daar zijn er niet veel van in Italië. “We’ve got the pope”, is de uitleg van onze Italiaanse buren. Zelf vertellen ze ook niet aan vrienden of buren dat ze bloot kamperen. “Dat snappen ze niet, terwijl het normaal is, toch?” Ja voor ons wel en we maken er zeker geen geheim van. Niks fijner dan zwemmen zonder badpak en douchen tussen

de bomen. Het grootste nadeel van een blootcamping is de ligging: in the middle of nowhere. In dit geval nabij het dorp Sassello - 1800 inwoners. En daarvoor volgen we 45 minuten een kronkelende rivier om van de dichtstbijzijnde grote stad in het dorp te komen. Vanaf de camping is het dorp 15 minuten fietsen (bergafwaarts) en in 20 minuten terug. Het is een leuk dorp.
We gaan op een terras zitten en wat me opvalt, is dat mensen elkaar groeten en uitgebreid met elkaar staan praten. Later blijkt dat dat het enige terras dat open is, dus niet zo gek. Volgens onze Italiaanse buren die uit de buurt van Monza (Milaan) komen, zijn ze boven verwachting aardig. “Want de Liguriers (Italianen van de Noordwestkust) zijn over het algemeen erg afstandelijk.” Bij

de koffie krijgen we een lokale lekkernij Amaretto. Een zacht soort bitterkoekje . En die is ook boven verwachting lekker. Tot nu toe waren de Italiaanse koekjes heel droog. Dan vallen ze in je mond als poeder uit elkaar, en moet je iets te drinken in de buurt hebben, om het weg te spoelen. We wandelen door het dorp langs piepkleine winkeltjes. De slager heeft het vlees herkenbaar hangen. De bakker ontdek ik omdat er achter een kralengordijn veel gelachten en gepraat wordt. Eerst zie ik de Palestijnse vlag en dan het bord dat een bakker doet vermoeden. Het is een oude bakkerswinkel. De dame achter de vitrine is zelf zeker 60+, en vertelt aan de hand van een foto dat haar vader en moeder hier al bakten. Destijds was dat op kolen, nu op gas. Dankzij mijn Spaanse-duolingo-woordenschat kan ik het Italiaans aardig volgen, en de dame noemt soms wat Engels woorden. Het brood is zo lekker dat Wil René een dag later weer de berg afdaalt om groot soort stokbrood te kopen. De enige supermarkt heeft boven verwachting een groot assortiment. Het is een pijpenla van twee gangpaden met stellingen tot aan de nok gevuld, net zoals in Marokko. En waar je regelmatig moet wachten tot een andere klant zijn keuze heeft gemaakt, omdat je elkaar nauwelijks kunt passeren.
Nieuwsgierig wat er nog meer te doen is in de buurt, bekijk ik ook de restaurants. Bij één zie ik in de positieve reviews dat ze thema-avonden organiseren. Met een beetje speuren, zie ik dat ze vanavond een bbq-avond met livemuziek hebben (indie-rock). Lijkt me leuk/lekker. Dus fietsen we de berg af, en een andere berg op want het restaurant ligt aan de rand van het dorp. Het restaurant heeft zijn tafels in de tuin gezet en de band is zich aan het installeren. De sfeer is relaxed. We mogen aan een klein tafeltje met van die harde terras stoelen gaan zitten. De ondergaande zon houdt ons nog even warm. De bediening doet hippieachtig aan. Misschien door de hemdjes, harembroeken, kralenketting en tattoos. Andere gasten komen binnendruppelen en
de meesten begroeten elkaar, of de serveersters, of de bandleden en sommigen alle drie. Het voelt alsof we op een buurtfeest zijn aanbeland. We zijn ook de enige niet-Italianen. De bandleden zijn heel jong en hebben nog niet vaak opgetreden. Het duurt een hele poos voordat het overtuigend klinkt. De geprinte menukaart is uiteraard in het Italiaans en de serveerster doet haar best die te vertalen. Gefrituurde groenten (inclusief courgettebloem) als vooraf, bbq-vlees als hoofd gerecht en een appelflan als toetje. En dan voor het helemaal donker is, stappen we op de fiets. Met een net te volle buik.
Met weinig afleiding in de buurt, maakt dat we iedere middag schilderen. En ja hoor, mensen komen kijken en een praatje maken. Zo ook onze Italiaanse buurman Frediano. Hij schildert zelf ook. Al 15 jaar. Toen hij geen meer werk had, spoorde zijn vrouw hem aan. Ergens 51 jaar geleden had hij ook wat geschilderd, toen hij moest wacht op de geboorte van zijn zoon. Frediano blijkt inmiddels 82 jaar te zijn en spreekt redelijk goed Engels. Hij heeft een paar keer in Amerika gewoond voor het werk, 40 jaar terug. Het Engels is roestig maar in de dagen die volgen gaat het steeds makkelijker. Zijn vrouw Rita worstelt meer met het vinden van woorden. Na twee dagen begrijp ik dat ze met haar ‘nephews’, haar kleinkinderen bedoeld.

Het klikt tussen ons, we maken regelmatig een praatje. Ze blijken helemaal verliefd te zijn op Corsica. De zee - de bergen - weinig mensen. Frediano heeft vaak het landschap van Corsica geschilderd. Zijn schilderijen zijn heel gedetailleerd en hij doet er maanden over een doek, en bijna allemaal in olieverf. Ieder blaadje, kiezelsteen is herkenbaar. Thuis hangen al zijn
schilderijen in de woonkamer. Ze wonen net als wij beneden, en boven hun woont hun zoon en zijn gezin. Ze blijken al heel lang duurzaam te leven. De warmtepomp heeft het namelijk na 18 jaar begeven. Ze eten voornamelijk groenten en pasta en misschien twee maal per maand vlees. En dat horen we pas als ze een hapje met ons mee eten: kip korma.
Rita komt uit Milaan, haar vader was echter een Siciliaan, die trouwde met een vrouw uit Lombardije, haar moeder. Ze heeft tot haar verdriet veel jaren aan de voet van de Etna gewoond. Sicilië was arm en ouderwets. Ze mocht als meisje niet alleen over straat. Het wonen bij de Etna betekende ook dat ze regelmatig moest vluchten. Frediano vertelt over die keer dat ze een kleine aardbeving in Californië meemaakten. Rita lag ziek in bed, en op het moment van de aardbeving wil Frediano haar gaan zeggen dat ze gewoon in bed moet blijven, als hij haar onderaan de trap tegenkomt, met koffers in de hand.

Op de camping schildert Frediano met aquarel en is bezig om op een klein paneeltje, zeer gedetailleerd, een kolibrie te schilderen. Hij geeft mij ook een paneeltje om te proberen. Het heet aquaboard (Ampersand). Het is kant en klaar (niks eerst vastplakken en dan bobbelt het papier nog vaak door het water). Ik schilder een waslijn. Die zag ik ergens in Italië en vond de kleuren en de volgorde interessant. Én gaandeweg ontdek ik, dat je op dat paneel kunt corrigeren! De schaduw vind ik te sterk en haal ik weg om die te vervangen door een zachtere tint. Interessant. Als het klaar is geef ik Frediano het geschilderde paneel, in ruil voor een kop koffie. Hoewel interessant, ga ik zelf die aquaborden niet gebruiken. Ze zijn kostbaar (paneeltje van 13x18 kost 10 euro) én ik vind het ook wel weer spannend om het gekleurde water zijn weg te laten vinden.
Wil René heeft zichzelf een grote uitdaging gegeven met het schilderen van een oude man – veel rimpels - met baard. Daar is hij in de bergen al mee begonnen en daar is hij nog wel even zoet mee. Dus het eindresultaat komt hopelijk bij het volgende verhaal. Hij staat altijd te schilderen en na 4 dagen schiet het in zijn rug, als hij zijn zwemtas van de grond oppakt. Zwemmen helpt, net als tijdelijk niet schilderen. Het lijkt de goede kant op te gaan.

Het regent pijpenstelen als we vertrekken. Dat hadden we al voorzien. We hebben alles al ingepakt. Alleen de wc moet nog geleegd worden. De weer-app zegt dat het voorlopig niet droog wordt. Met regenjas aan stapt Wil René de regen én de plassen in. Stoere man. Totdat hij een matje van de grond pakt…. en het weer in zijn rug schiet. Met pijnstillers, regelmatig pauzeren, en ik als chauffeur, redt hij de reisdag. Buien en zon wisselen elkaar af. Het regent als we eind van de middag Zwitserland in rijden. Desondanks is het uitzicht over het meer van Lugano indrukwekkend.

Op de camperplek boven de stad is nog plek. Morgen gaan we de stad wel bekijken. Vandaag ben ik daar te gaar voor. Helaas miezert het de volgende ochtend. Niet echt lekker om een stad te bekijken. We tutten met ontbijt, ik lees de krant uitgebreid en wacht tot het droog wordt. Pas dan wandelen we naar beneden, en langs het meer, het centrum in. We trakteren onszelf op koffie met een gebakje, een beetje troostvoedsel voor Wil z’n pijnlijke rug. Het is Zwitserland, dus uiteraard de hoofdprijs, 27 euro. We proberen te betalen met twee oude Zwitserse frankbiljetten maar die kan de ober niet accepteren. Daar was ik al bang voor. Ze zitten al 20 jaar in de kluis. Ze zijn over van een vakantie, toen digitaal geld nog niet zo gewoon was. We pinnen en de ober tipt ons om

de Franken bij de Zwitserse bank te wisselen. Ik heb er weinig fiducie in maar we wandelen toch een bank in, zo een met marmeren vloer en gouden deurstijlen. Eenmaal binnen zien we niemand, het voelt alsof we verkeerd zitten. Wil René loopt door en achter de planten zitten waarachtig vier loketten. De bankemployé ruilt direct onze 20 en 10 frankbiljetten voor nieuwe. Enigszins verbouwereerd wandelen we de bank weer uit. Niet verwacht dat het zo eenvoudig zou gaan.


Inmiddels zijn de wolken verdwenen en zien we het meer en de stad op zijn mooist. Wat een verschil met het druilerige weer van gisteren en vanochtend. En dan komt het onvermijdelijke: weer terug naar boven lopen. Met de trap. Een eindeloze trap met de zon die ondertussen stevig brandt. Ik zwoeg naar boven. Het uitzicht is dan wel weer een cadeautje.
De reis gaat verder, naar een camping met zwembad. De rug therapie voor Wil René. Ik vind de dichtstbijzijnde net voorbij het einde van het meer van Lugano – weer in Italië. Uurtje rijden met prachtig uitzicht op het meer, afgewisseld met donkere tunnels. Hoewel we rond 3 uur bij de camping zijn, die 200 plaatsen heeft, zijn er nog weinig plekken over. Oh ja, het hoogseizoen is begonnen. Dat merken we ook aan de prijs: 47 euro voor een nacht. We vinden een plekje in de schaduw. De camper moeten we er wel schuin inzetten, anders staan we nog op het pad. Het zwembad zit vol met kinderen met bandjes en zwembanden, beetje zigzaggend lukt het om een aantal baantjes te trekken en af te koelen. De wasmachine is vrij, nog snel een wasje draaien. Nu hopen dat de was snel droogt. Nou nee, een schaduwplek betekent weinig zon en de bomen die voor de schaduw zorgen dempen de wind. Gelukkig is het een droge nacht. De campinggasten blijken bijna allemaal Nederlandse gezinnen, wat als voordeel heeft dat het zwembad om 7 uur verlaten is, die zitten allemaal aan het avondeten. Ook de volgende dag komen we onderweg veel Nederlanders tegen. In deze twee dagen hebben we er meer gezien dan in de afgelopen twee maanden.
We rijden langs het Comomeer, via de Majolapas, St. Moritz naar Oostenrijk. Wil René rijdt de hele route omdat hij weet dat ik zo blij wordt van het uitzicht op de bergen. En rijden èn rondkijken, gaat niet samen. Bovendien op die smalle wegen, waar dan ineens de middenstreep

weg is en een vrachtwagen ons tegemoet komt…. Het zweet zou op mijn voorhoofd staan. Nu draai ik het zijraam open en zeg alleen – nog 10 cm, nog 5 cm ruimte…


Ik geniet van het prachtige uitzicht. Zeker vanaf de Majola pas. Ik had verwacht weer met haarspeldbochten af te dalen maar we blijven op hoogte en dan is het gek om zoveel zeilers, surfers en kite-vliegers te zien in het Silsermeer en Silvaplanermeer. De route naar boven en naar Saint Moritz is een klein stukje van de Grand Tour Zwitserland. Leuke naam, trouwens 😉. De naam hoort bij een roadtrip[i] van 1643 kilometer waarin de highlights van Zwitserland verbonden worden.

We volgen rivier de Inn, waarvan ik niet wist dat die in Zwitserland ontspringt. Hoe verder we naar

het Oosten rijden, hoe meer regenwolken we zien. Net over de grens met Oostenrijk is het wegdek nat maar nieuwe regen laat op zich wachten tot in de avond. We hebben een camperplaats gevonden naast een camping waar we voor 15 euro kunnen staan (itt de 44 euro van de camping) mits we geen gebruik

maken van de wc of douche. Geen probleem. We hebben mazzel, vandaag is het tent-restaurant geopend waar we een ‘schnitzel mit pommes’ kunnen eten. De kok is een gepensioneerde kok die vroeger in berghutten kookte maar die het koken niet kan laten. Nou wij kunnen het koken vandaag best wel laten, en schuiven met een bord vol aan een picknick tafel. Ook deze camping blijkt vol te zitten met Nederlanders. Kajakkers zo te zien.

Wil René’s rug gaat een klein beetje beter maar niezen is nog altijd verboden, net als dingen oprapen van de grond. Hij is afhankelijk van mij. Ik help hem zijn schoenen aan te trekken en te strikken. “Ik voel me nu echt een oude man”, zucht hij. Eigenwijs als hij is, pakt hij toch dingen uit de lage kastjes met een kaarsrechte rug en een knie op de grond. Het ziet er komisch uit.

De volgende ochtend hangen de wolken laag in het dal maar het is droog. We wandelen ’n half uur voordat we weer verder trekken, de Inn volgend. Als ik achter het stuur zit, besluit Wil René dat hij niet via Innsbrück wil rijden en dirigeert me in een dorp de heuvel op. Met enkele haarspelbochten komen we in het lauglaufdorp Seefelt in Tirol. Het ligt op een plateau en is levendiger dan ik verwacht had. Meestal zijn wintersportplaatsen in de zomer saaie en doodse plekken. Hier zijn veel wandelende en fietsende toeristen, de kabelbanen draaien. Van daaruit is het nog 10 kilometer naar de Duitse grens. Terwijl ik met 80 de berg af rij, valt de Tomtom vanaf het dashboard naar beneden. Meteen knippert de display van de auto dat ik de motor in de parkeerstand moet zetten (we hebben een automaat) en valt de motor uit. Omdat we naar beneden rijden, heb ik dat nog niet eens in de gaten. Wil René ramt op de alarmlichten en roept – “remmen! Je moet stoppen en de motor opnieuw starten.” Spannend moment want op een 2-baansweg waar auto’s 100 mogen, te gaan stilstaan… Gelukkig sta ik niet in een bocht, zijn er weinig tegenliggers en de motor is ook weer zo gestart. Waarschijnlijk is de routeplanner op de contactsleutel gevallen. Zonder kleerscheuren rijden we Duitsland binnen dat er meer Tirol-kitsch

huizen, klederdracht heeft dan dat ik in Tirol zag. De natuur is prachtig met meren, bossen en rotsen. Even overweeg om hier een plek te zoeken maar dan moeten we morgen zo ver rijden. Dus karren we nog anderhalf uur verder de vlakte in. Vlak bij Rosenheim is weer een camperplek
in een klein dorp voor 15 euro. Er zijn 31 plekken, dat leek me genoeg maar om half vijf hebben wij plek 30. We staan
ingeklemd tussen twee Duitse campers. De naam van dit dorp begint, net als veel andere Duitse dorpen met Bad. Op wikipedia[ii] lees ik dat dat betekent dat er een kuuroord zit. Pas dan keurt de overheid de toevoeging Bad goed. De camperplaats ligt naast dat kuuroord. Kan niet beter voor Wil René’s rug. Gelukkig hebben ze ook een gewoon buiten zwembad dat tot 7 uur open is. De zon schijnt nog en met 20 graden is een buitenbad nog prima. Kunnen we meteen douchen.
De rouwkaart van Marij, die overleed op de camping in de bergen, krijg ik vandaag per mail. Die rouwkaart doet me denken aan de A3-aanplakbiljetten in Italië. Het zijn eenvoudige posters die op publicatieborden zijn opgeplakt en waarop staat vermeld wie is overleden. Soms is het een dikke laag posters. Ergens lees ik dat in Italië geen rouwbrieven worden verstuurd omdat de begrafenis al 24 tot 48 uur na het overlijden plaatsvindt. Ik zag ze in Sicilië waar ik me dat vanwege de
temperatuur goed kan voorstellen. Maar ik zag het ook in de Alpen. Het zijn niet alleen mededelingen maar vaak ook een aankondiging van de begrafenis. Of een herinnering - de x-ste verjaardag van het overlijden. Deze meldingen hebben bijna altijd een foto van de overledene. In Rhêmes-Saint-Georges hangt het overlijdensbericht naast de reclame van de pizza foodtruck en de gemeentelijke berichten. Dood hoort bij het leven, denk ik dan.
Voetnoten























































































